Artikel

Zwolse Courant 25-11-1990

Cooley's Family (nog) niet rijp voor theater
Ernst Langhout toont ware gezicht

Dubbelconcert: Ernst Langhout en The Cooley's Family.
Papenstraattheater Zwolle, zaterdag 24 november

Ernst Langhout is een bijzondere jongen. Niet in de eerste plaats omdat hij een Fries is, maar vanwege de bijzondere positie die hij in het Nederlandse muziekland inneemt. Ooit begonnen met Keltische folk, stapte hij in de tachtiger jaren over op stevige pop, om zich vervolgens met hart en ziel weer op de folk te storten, maar ook zonder blikken of blozen een heavy metal-cd te maken. Een singer/songwriter zoals we er in ons land maar weinig kennen. Een man ook met twee gezichten. Gelukkig toonde hij zaterdagavond vooral de ware.
Dat was deze zomer in Zwolle nog anders. Toen liet hij in de serie Celepleinconcerten een oubollig setje Ierse huis-, tuin- en keukendeuntjes horen. Nu echter zat er een man die iets te vertellen heeft, zijn twaalfsnarige gitaar kundig bespeelde en vooral een zeer eigen geluid liet horen. Hoewel aangekondigd met The Hones had hij dat tweetal gelukkig in Friesland gelaten en alleen Peter Zijlstra meegenomen die sierlijk viool speelde en stevig bas. Vooral in de eigen composities is de langharige Langhout sterk, zoals in The Hankysellers. Om een indruk te krijgen: hij past in de lijn van Luka Bloom, maar kan ook vergeleken worden met the Watchman. Hij zou eens het lef moeten hebben alleen eigen werk te spelen. Al zou ik dan graag een uitzondering maken voor zijn Friese vertaling van Dylans All along the watchtower. Gloedvol en vol overtuiging gebracht

Lef kan ook The Cooley's Family niet worden ontzegd. Maar daar houdt de vergelijking ook meteen op. Het was het theaterdebuut van dit Zwolse bandje dat uitsluitend Keltische folk brengt. Geen eerlijke vergelijking met de zeer ervaren Langhout derhalve, maar enige eisen mag je wel stellen als je voor een betalend publiek in een echt theater staat. Nogal prominent aanwezig is Henk Heideveld, die vrijwel alle solozang voor z'n rekening neemt. Maar zo'n rol is veel te hoog gegrepen. Hij heeft geen onaardige stem, maar zijn zang is vooral in de ballades wankel en soms pijnlijk vals. Bovendien: als je een paar akkoorden op de gitaar kent, een deuntje op een draailier kunt spelen en de techniek van het bodhranspel niet onder de knie hebt, mag je alleen hopen dat er in de kroeg naar je geluisterd wordt, zeker niet in het theater. Alleen door schaamteloos met zijn onkunde te koketteren en de paljas uit te hangen, kreeg hij het publiek toch op zijn hand. De rest van de band kan meer, maar het houdt niet over. Het is leuk dat Zwolle weer een folkband heeft, maar voorlopig hoort die nog in de kroeg.


DICK LANING

[vorige pagina]